zaterdag 10 april 2021

Willen ergens anders gaan wonen. (te koop)

                                            100 X 120 CM ACRYLVERF OP STOF


100 X 120 CM ACRYLVERF OP STOF


100 X 120 CM ACRYLVERF OP STOF

dinsdag 5 januari 2010

Deze teksten/verzen zijn gemaakt om op te zeggen.

Dat gebeurde in de jaren 1980-1987 in Nijmegen,
Utrecht en Amsterdam bij allerlei vrouwen/potten-
feestelijkheden en op avonden van Vrouwen in de Poëzie.
*

Het leven is zo raar.
Je staat op
en voordat je het weet
en zonder dat een ander
het zegt
ga je weer naar bed.
Het leven is zo raar.
*


wallen

het is al weken zo
als ik op sta
kijk ik er tegen aan
in de loop van de dag wordt het wat minder
meisjes vragen: ben je ziek ?
heb je slecht geslapen !
maar ik kijk er al weken tegen aan
en het zal ook niet weg gaan
naar ik vrees
*


Einde middag

De wind ruist.
Eén meter van mijn stoel
kruipt een (jonge) adder
langs de scherpe kant
van de gebroken glasplaat
naderbij.
Ook zie ik
uit mijn linker-schoenzool
een paar grassprieten
steken.
Ja, die zool moet ik plakken
*

Een mier

een mier
loopt op de mouw
van mijn blauwe werkjas
ze is klein
het hoofd rond
en een zwart lijf
ik pak haar op
en smijt haar weg
ik wil alléén zijn
*


Ik wil een baard, geen staart.
Eigenlijk had ik een jongetje willen zijn
maar nooit
één jongen of één man.
Ik heb nooit een mevrouw
willen zijn
en mijn borsten mag U hebben.
Eigenlijk had ik een jongetje willen zijn en blijven.
*

Messer Messer

Met messen en dolken heb ik iets.
Ooit dreigde ik mijn geliefde
toen zij een ander had,
hoe stereotiep,
haar te zullen neersteken
met de dolk uit het schilderij
van Lieke G.
*

leet spring adventjers

Ik moet er niet aan denken
met natuurlijk
weer over vroeger praten
hoe het was op de kleuterschool
en weer vertellen over
dat rode schopje
en hoe slecht mijn ouders
mij begrepen
en dat ik de sterkste
van de buurt was
om de 14 dagen
leet spring adventjers.
Ik moet er niet aan denken.
*

Aandrang tot verliefdheid
heel zelden
meerdere malen per jaar
zou het kunnen gebeuren.

Ben dan zo vlot
en het leven is dan zó leuk.

Máár, ik kan het zien.
Voor alle zekerheid
kijk ik dan in de spiegel
héél kort.

Wanneer mijn boven-lip
sterkt zich plat
dan is het weer zo ver
dan bel ik alles af
en blijf binnen
voor een dag of wat.
*

Leunend aan de bar.

Ik heb het er
dinsdag nog
met Bob over gehad
zij is de intelligentste van ons 2
dat voor het maken van een vers
of anderszins
niet de lekkende inkt
of het niet rollende
kogeltje van de pen
het storendste is.
Het ergst van alles
is de zelfcensuur
die legt je
in een keer lam.
*


Voorwaarde scheppend.

Het spannendst
is het de gedachte
op te schrijven.
In een te klein boekje
met een te hard potlood
en een te zachte kaft.
Met een zaklamp
in de mond.
Voorwaarde scheppend.
*

Soms/zelden

Ik ken een dame.
Vroeger keek ik langs haar heen.
Soms/zelden.
Soms zijn ogen te mooi van kleur
en kijken kan te veel begeren.
Ik ken een Dame.
Ze werkt 7 dagen in de week
en ze heeft een man.
Die lijkt op PASOLINI.
*


Dan ben ik afgeleid.

Ik ben niet
iemand die regelmatig
in de spiegel kijkt.

Maar als ik niet meer
weet
wat met het leven
aan te vangen,
dan fascineert mij
meermaals iets
van mijn eigen lichaam.
*

café-restaurant

Aan de tafel naast,
achter de menu-kaart,
gutst
een Dame
een drie-hoek
uit een
rose vlakgom.
*

sl sl sl sl sl

Ik hou van slangen
so wie so.
Ik wil u iets vertellen
over een schilderij van mij
van 200 bij 200 centi-meter.

In het midden een palet
omringd door de blauwe zee.
Om het palet heen zwemmen slangen.
Já, slangen kunnen zwemmen.

In die zee
zwemmen ook rare blauwe monsters
die naar het palet willen.
Maar de slangen zijn lief,
ze beschermen het palet.
Ik wil een slang als kameraad.
*


Verliefdheid,
jou noem ik
een terreur.

Verliefdheid
is zo hijgerig
en stelt bij
het herwonnen
daaglijks doen
ook nog menig-
maal teleur.

Tevens gaat eraan
mijn evenwichtige humeur.

Het geeft veel energie,
dat is waar,
maar: tevens een bezwaar
omdat het is zo éven maar.
*

Lieve serveerster V.

Onverwachts ben jij destijds
uit mijn fantasie gegaan.
Jij was zo stoer en groot
en hoorde helemaal niet
in dat zwarte pakje thuis.
Wanneer ik bij jou kwam eten
hurkte jij haast altijd naast mij.
Even groot waren wij dan.
Dat gebaar van jou
zal ik niet vergeten.
*

De stad is mijn vijand so wie so.

Alles om mijn heen is gecreëerd
vanuit de heteropatriarchale normen.
De taal waarin ik schrijf.
De basis van waaruit ik denk.
Het penseel waarmee ik schilder.
De huizenbouw.
De gezondheidszorg.
De geldmarkt.
De voedselketen.
Alles, alles
maar dan ook alles
wat ik in de stad zie, ruik, hoor, of aanraak,
is door hun koker gecreëerd.
Elke plantje is door hen geplant.
Elk onkruidje hebben ze vergeten te verdelgen.
Elk papiertje op straat is een fout in hun systeem.
Elke stap die ik op straat zet,
maakt mij bewuster.
De stad is mijn vijand
zowel in letterlijke als figuurlijke zin.
Help.
Waar moet ik heen?
Nergens ben ik veilig voor hun systeem.
*

zondag 27 december 2009